Beconcini’s geschiedenis begint in de vroege jaren 1950, toen de grootvader van Leonardo het landgoed kocht waar hij samen met zijn familie op werkte, maar toen nog eigendom was van de familie Marchesi Ridolfi. De familie Beconcini was in feite een van de eerste in Toscane die hiermee onafhankelijk werd van het toen heersende deelpacht systeem. Dit was de start en oprichting van de huidige “Pietro Beconcini Agricola”. Vandaag staan Leonardo Beconcini en zijn vrouw Eva Bellagamba aan het roer van hun bedrijf in San Miniato en hebben ze wereldwijd een stevige reputatie kunnen opbouwen als het gaat om Toscaanse wijnen van autochtone druivenrassen zoals de Sangiovese en Malvasia Nera.

Nieuwe projecten zijn opgestart met deze keer minder gekende autochtone rassen als Canaiolo Rosa en Malvasia Bianca.

Beconcini staat tevens bekend om de unieke “Toscaanse Tempranillo” in de drie wijnen terug te vinden te weten IXE, Fresco di Nero (een rosé wijn) en de Vigna alle Nicchie.

We gaan terug tot 1993 toen 213 wijnstokken van onbekende afkomst “druif X” genoemd werden. Pas in 2004 en dankzij geavanceerde DNA-identificatie technieken kwam men erachter dat het om de variëteit Tempranillo ging.

De voorouders van deze wijnstokken werden naar hier uitgevoerd door reizigers en bedevaarders op weg naar Rome. Ze gebruikten de Via Francigena die dwars door hun wijngaarden loopt.

Het behoud van de eigenheid van de wijnen is voor Beconcini een vast gegeven. Het gebruik van houten vaten mag niet interfereren met het aromatisch spectrum van de wijnen maar enkel een gepaste micro oxidatie bewerkstelligen. Rede waarom in het bedrijf eiken vaten van verschillende grootte en van verschillende oorsprong toegepast worden.